Uitzondering partnerschap ex-pleegkind

Voor de Wet IB 2001 en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kan een kind jonger dan 27 jaar niet de partner zijn van zijn ouder. Een pleegkind geldt als een kind, op voorwaarde dat het wordt opgevoed en onderhouden als een eigen kind. Dat is niet het geval wanneer voor een kind een pleegvergoeding wordt ontvangen.

Een kind waarvoor een pleegvergoeding is ontvangen valt niet onder de definitie van een pleegkind voor de Wet IB 2001 en de Awir. Dat betekent dat het kind, zodra het meerderjarig is, in bepaalde situaties kan kwalificeren als partner van de pleegouder. Dit kan zich ook voordoen als een verzorgende ouder in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen voor een niet-eigen kind, dat niet (meer) kwalificeert als pleegkind. Dit kind wordt wel onderhouden als een eigen kind, maar er is geen sprake van bloed- of aanverwantschap.

In het Belastingplan 2018 is voorgesteld om voor de toepassing van het partnerbegrip niet-eigen kinderen, voor wie in enig jaar een pleegvergoeding of kinderbijslag is ontvangen, op verzoek hetzelfde te behandelen als een eigen kind tot 27 jaar. Vooruitlopend op de wetswijziging met ingang van 1 januari 2018 heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat op verzoek geen sprake is van fiscaal partnerschap en toeslagpartnerschap voor het belasting- en berekeningsjaar 2017 tussen ouder en voormalige (pleeg)kinderen voor wie in het verleden een pleegvergoeding of kinderbijslag is ontvangen.

Wetsvoorstel uitfasering aftrek geen of geringe eigenwoningschuld aangenomen

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel, waarmee de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld in 30 jaar wordt uitgefaseerd, aangenomen. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld houdt in, dat er per saldo geen bijtelling bij het inkomen in box 1 plaatsvindt wanneer het eigenwoningforfait hoger is dan de aftrekbare, betaalde rente op de eigenwoningschuld. Voorafgaand aan de stemming zijn door diverse Kamerleden opmerkingen gemaakt over het tempo waarin het wetsvoorstel moest worden behandeld.

De Kamer heeft een motie die betrekking heeft op dit wetsvoorstel aangenomen. In deze motie wordt het kabinet opgeroepen om bij de voor het jaar 2020 voorziene evaluatie van de fiscale regelingen omtrent de eigen woning aandacht te besteden aan mogelijke andere vormen van fiscale behandeling, zoals het onderbrengen van de eigen woning in box 3 in plaats van in box 1.

Afschaffing aftrek geen of geringe eigenwoningschuld

Een fiscaal wetsvoorstel dat tot veel commotie leidt is de voorgenomen afschaffing van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Deze regeling staat bekend als de wet Hillen of de Hillen-aftrek. De regeling houdt in dat geen bijtelling van het eigenwoningforfait plaatsvindt wanneer deze bijtelling niet gecompenseerd wordt door de in aftrek te brengen hypotheekrente. De regeling is in 2005 ingevoerd om aflossen op de eigenwoningschuld te stimuleren. Volgens het kabinet is deze regeling niet meer nodig omdat met ingang van 2013 voor nieuwe gevallen aflossing van de schuld een voorwaarde is voor aftrek van betaalde hypotheekrente. Het is de bedoeling dat de regeling met ingang van 1 januari 2019 in 30 jaar wordt afgebouwd.

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota wordt een groot aantal, vaak zeer gedetailleerde vragen beantwoord. Een van de vragen is of via het defiscaliseren, dus buiten de belastingheffing brengen, van de eigen woning niet hetzelfde effect kan worden bereikt als met de uitfasering van de wet Hillen. Dat is volgens de staatssecretaris het geval, met dien verstande dat defiscalisering van de eigen woning veel verder gaat. Het kabinet heeft daar niet voor gekozen.

Bron van inkomen
Vervolgens legt de staatssecretaris uit hoe het bronnenstelsel waarop de Wet IB 2001 is gebaseerd werkt en wat dat betekent voor de belastingheffing over de eigen woning. De inkomsten uit een bron van inkomen worden belast. Uitgaven voor de verwerving van inkomsten uit een bron zijn aftrekbaar. De eigen woning wordt in box 1 als een bron van inkomen aangemerkt. De inkomsten uit eigen woning bestaan uit het woongenot dat de woning oplevert. De omvang daarvan is gebaseerd op de economische huurwaarde van de woning. Omdat aan een eigen woning ook een bestedingsaspect verbonden is, wordt de economische huurwaarde verminderd. Ook is rekening gehouden met lasten zoals onderhoudskosten en afschrijvingen. De inkomsten uit de eigen woning worden forfaitair vastgesteld in de vorm van het eigenwoningforfait. Omdat de eigen woning een bron van inkomen is, zijn de kosten van verwerving – de rente over de eigenwoningschuld – aftrekbaar.

Doelgroep
De voorgenomen gefaseerde afschaffing van de regeling Hillen treft voor ongeveer 58% eigenwoningbezitters die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Volgens de staatssecretaris wil dat niet zeggen dat de maatregel gericht is op ouderen. Door de met ingang van 1 januari 2013 geïntroduceerde aflossingseis zullen in de toekomst steeds meer jongere belastingplichtigen geconfronteerd worden met de beperking van de Hillen-aftrek. De staatssecretaris wijst er verder op dat voor eigenwoningschulden die zijn aangegaan vóór 2001 de renteaftrek eindigt per 1 januari 2031. Vanaf 2001 is de renteaftrektermijn gemaximeerd op 30 jaar.

Voortgang en inwerkingtreding
Als het wetsvoorstel niet in 2017 wordt aangenomen, wordt invoering per 1 januari 2019 lastig. De Belastingdienst kan de uitfasering van de regeling Hillen dan niet meer in de voorlopige aanslagregeling 2019 verwerken. Er zijn dan twee mogelijkheden. De eerste is uitstel van de inwerkingtreding met een jaar. Dat leidt tot een budgettaire derving die pas in 2049 zal zijn ingelopen. De tweede mogelijkheid is invoering per 1 januari 2019. In die situatie krijgen bijna 400.000 belastingplichtigen een te lage voorlopige aanslag 2019 opgelegd. Bij de definitieve aanslag zullen deze mensen moeten bijbetalen. Eerdere ervaringen hebben geleerd dat dit leidt tot maatschappelijke en politieke commotie. De staatssecretaris vindt beide scenario’s zeer onwenselijk.

Alternatief
Ten slotte wordt aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om zowel de voordelen uit eigen woning als de aftrekbare kosten te belasten tegen het tarief van de eerste schijf. De staatssecretaris vindt het niet passen om inkomsten die tot dezelfde box behoren afhankelijk van de herkomst tegen een ander tarief te belasten.

Stemming Tweede Kamer
De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel inmiddels aangenomen.